Patamon, het indianenpaard
Gebaseerd op een echt indianenvolk, met een vleugje eigen fantasie
Gepost op 9-6-2019.
Mijn nieuwste project, een nieuw verhaal. Deze keer anders dan anders, dit is geen verhaal zoals ik eerder geplaatst heb. Dit verhaal deel ik op in hoofdstukken, elke zondag komt het volgende hoofdstuk online, totdat het verhaal afgelopen is.
Even een korte inleiding:
Op de uitgestrekte vlakte bij de Rocky Mountains leven de Blackfeet indianen, in kamp White Bison is een speciaal veulen geboren: Een Medicine Hat hengst, met de naam Patamon. De indianen geloven dat hij speciale krachten heeft, Patamon groeit op in het kamp tussen de indianen. Toeristen dringen de Rocky Mountains binnen, maken rommel en willen de indianepaarden hebben. De kudde indianenpaarden en de Blackfeet indianen worden hierdoor bedreigt, Patamon speelt een belangrijke rol bij de overleving van de Blackfeet indianen. Is 1 paard genoeg om een hele stam te redden?
Volgende post: 15-12-2019 (Schatting)
Hoofdstuk 1
Het begin
Ik open voor het eerst mijn ogen, en voel het warme lichaam van mijn moeder naast me. Ze likt me schoon terwijl ik de omgeving in me opneem. De frisse lentegeur dringt tot me door, hoge bomen omcirkelen mij en mijn moeder. Het waterige ochtendzonnetje schijnt door de nog met frisgroen bekleedde knopjes op de bomen. Mijn moeder staat op, en gebaard me om ook op te staan. Wankelend probeer ik op te staan, maar valt tevergeefs weer op de zachte bosgrond.
Na een paar keer proberen sta ik dan eindelijk, en zet voorzichtig een paar stapjes naar de uier van mijn moeder om wat te drinken. 'Ik denk dat ik je Patamon noem, ik heb zo'n gevoel dat wel bij je past'. Zegt mijn moeder zacht. Een prachtig jong zwart-wit-bruin gevlekt veulentje staat onvast naast zijn moeder te drinken, het maanlicht tussen de bomen valt even op zijn fijne hoofdje. Zijn maanoog fonkelt even in het zwakke licht, vlak daarna schuift er een dikke wolk voor de maan en is het weer even donker als daarvoor.
De volgende dag vertrekken mijn moeder en ik uit het bos, eenmaal bij de dicht begroeide bosrand aangekomen, zijn er grote bergen zichtbaar. 'Kijk Patamon, dit zijn de Rocky Mountains. Verderop langs de bosrand ligt kamp White Bison, daar wonen we'. Zegt Akecheta, de moeder van Patamon. Verwonderd kijk ik naar de hoge bergen, omringt door dennenbomen en een groot meer. De top van de berg is niet zichtbaar door de dikke laag mist, de rest van de nog zichtbare top is bekleed met een dikke laag spierwitte sneeuw.
'Kom, we moeten gaan. Zie je die lucht boven de bergen? Die is bijna zwart, dat betekend dat het elk moment kan gaan stormen. '. Zegt Akecheta snel en ze stapt lang de bosrand. De lucht ziet er gevaarlijk uit, al weet ik nog niet precies wat 'stormen' inhoud. Snel zet ik het op een onhandig drafje achter mijn moeder aan.
Het kamp komt in zicht, er staan rare, onnatuurlijke kegels waar verschillende dieren op 2 poten rondlopen. Een apart luchtje verschijnt, het ruikt verbrand en het prikt in mijn longen. Dikke, grijze rookwolken stijgen op in de lucht, ze zijn afkomstig van 2 grote vuren. Zou daar die geur vandaan komen? Vraag ik me af.
'Welkom op kamp White Bison Patamon!' Roept mijn moeder enthousiast. 'Uuh wat is dit allemaal, wat zijn die dieren die hier rondlopen?' Vraag ik voorzichtig. 'Die dieren die je hier ziet zijn mensen, of ook wel de Blackfeet indianen. Ze leven in deze tenten, en zorgen voor ons'. Antwoord Akecheta.
Plots begint het zachtjes te regenen, de zwarte wolken zijn inmiddels boven het kamp getrokken en er breekt noodweer uit. 1 van de indianen heeft Akecheta en patamon opgemerkt, hij leid Akecheta snel naar de andere indianenpaarden die bij de bosrand onder de bomen staan. 'Akecheta, wacht bij de bosrand en hou de kudde wat bij elkaar. Dit gaat een flinke storm worden.' Zegt de indiaan tegen Akecheta en snelt een tent in.
Een witte flits schiet door de lucht heen, vrijwel gelijk erna klinkt een oorverdovende klap. Snel kruip ik dicht tegen mijn moeder aan, terwijl zij en een jonge, zwarte hengst de andere paarden bij elkaar proberen te houden. Een volgende flits verlicht de lucht, de daarna volgende klap doet de grond trillen. Vlak daarna komt een volgende, felle flits in een rechte straal naar beneden. En plant zich in 1 van de hoge bomen op de kale vlakte vlak bij het kamp. Vrijwel gelijk vallen alle dunne takken en bladeren van de boom, en vat deze vlam. De rest van de boom is zwart geblakerd. Langzaam dooft het vuur door de stromende regen, alleen een zwarte stam met wat dikke takken is het enige wat er van de boom over is.
Minuten verstrijken, de storm waait weer over. Inmiddels neemt de maan plaats voor de zon en de lucht kleurt rood. Sterren worden zichtbaar. Langzaam dommel ik weg, terwijl de laatste regendruppels naar beneden vallen en het onweer dreigend verder trekt.
Een zacht duwtje tegen mijn neus wekt me uit mijn slaap. De indianen zitten met z'n allen rond de 2 opnieuw aangestoken vuren te ontbijten. Mijn moeder staat naast me, ze is de hele nacht wakker gebleven om op mij te passen. 'We trekken verder naar de andere kant van het kamp, loop je mee?' Vraagt ze vermoeit. 'Ja is goed.' Antwoord en ik sta op. Met de kudde stappen we het kamp binnen, en stoppen bij wat tipi's iets buiten het kamp. Hier staat vers gras, verderop ligt een ondiepe plas regenwater. Nog van vannacht, niet al het regenwater is al in de grond getrokken. Terwijl de kudde aan het grazen is, kijk ik eens rond. Op de tipi's zijn bizons en andere wilde dieren die ook in Noord-Amerika leven. Bizonhuiden en kledingstukken hangen aan waslijnen tussen de tipi's.
Het opperhoofd komt aanlopen, met nog een andere, jonge indiaan vlak achter zich. In een vlot tempo komen ze op de kudde af gelopen. 'Zoon, jij krijgt de eer om ons nieuwe veulen een naam te geven, kies deze zorgvuldig.' Zegt het opperhoofd tegen zijn zoon. Ze kijken even naar Patamon, die op zijn beurt nieuwsgierig opkijkt naar de 2 indianen. 'Ik geloof dat hij, het veulen, een betekenis heeft. Het ging niks voor niks zo stormen toen hij en onze leidende merrie aankwamen. Dat is de kracht van een Medicine Hat. Ik noem hem Patamon, Dé indiaanse vertaling voor 'hevige storm''. Zegt de zoon plechtig.

Hoofdstuk 2
De Blackfeet kudde
'Mijn naam is Rowtag, ik ben hier de leidende hengst. Welkom in de kudde van Huritt, het opperhoofd van kamp White Bison.' Zegt de zwarte hengst tegen Patamon. 'Er zijn meerdere kuddes in dit kamp, de medicijnman heeft een kudde voor zichzelf, en de jagers hebben een gezamelijke kudde.' Brabbelt Rowtag door. 'Al deze kuddes worden de Blackfeet kuddes genoemd. Aan de verschillende schilderingen op de paarden kun je zien welke paarden bij welke kudde horen. De paarden in deze kudde hebben blauwe schilderingen, de kudde van medicijnman Ilanipi heeft rode schilderingen en de Jagers kudde heeft groene.' Blijkbaar is Rowtag klaar met praten, want er valt een plotselinge stilte.
Als ik de kudde zo eens bekijk hebben inderdaad alle paarden blauwe schilderingen. De 1 heeft een simpele cirkel rond het oog, en de ander heeft handafdrukken op de schouder en/of de achterhand. Er zijn een een paar die dikke strepen vanaf het begin van de manen naar beneden lopen. Als laatste hebben sommige paarden extra veertjes en dromenvangers in hun manen en staart gevlochten. Het is een apart verschijnsel, maar ik vind het ook wel weer wat hebben.
Ik tel precies 8 paarden, waarvan ik de 3 andere veulens eerst niet gezien had. 11 paarden dus, plus mijzelf 12. Ondertussen is er een klein groepje indianen om een deel van de kudde heen gaan staan, op Patamon, de Medicine Hat Horse te kunnen bewonderen. 1 van de kinderen doet een stapje naar voren, en steekt zijn hand uit naar Patamon. Geschrokken zet ik een paar stappen achteruit, totdat ik per ongeluk tegen Amira, de jonge, witte merrie op bots. 'Oh eh sorry.' Weet ik enig zins beschaamt uit te spreken. Ze lijkt het niet te hebben gehoord, en graast ongestoord verder. In de verte komt uit de grootste tent een indiaan met een hele grote hoofdtooi aangelopen, gemaakt van veren en bizonleer. Het is Huritt. Zijn lange, donkerbruine haar danst mee in het ritme van zijn passen. Eenmaal aangekomen bij zijn kudde draaien de indianen zich om, en Hurrit laat ze met een simpel handgebaar vertrekken. Even laat hij zijn bruine ogen over de kudde glijden, en laat ze rusten op Patamon. Dan draait hij zich om, mompelt iets onverstaanbaars en loopt weer terug naar zijn tent.
'Mama, waar ben je?!' Roep ik verschrikt, blijkbaar is ze weggelopen toen het groepje indianen hier nog stond. Verstoord heft ze haar hoofd op en tot mijn grote opluchting staat ze al snel weer naast me. 'Volgende keer bij mij blijven Patamon, een alleen veulen is een makkelijke prooi voor de roofdieren hier.' Zegt Akecheta tegen mij. De woorden galmen nog na in mijn gedachten, welke roofdieren? Ik ben toch niet alleen? Er zijn nog andere paarden hier.. Al snel neem ik het besluit om voortaan dicht bij mijn moeder te blijven.
Het is al laat in de middag en de zon komt langzaam naar beneden. Het word iets koeler. Lange, scherpe schaduwen van de Huritt kudde steken zich af tegen de al groener wordende vlakte. In het dorp worden op de kampvuurplaatsen 2 vuren aangestoken en al snel staat er een mini tipi van stukjes hout te branden. Sterren worden zichtbaar, het licht van de 2 kampvuren is het enige licht dat te zien is. Er is vannacht geen maan, dus alles ver buiten het kamp is niet te zien. Plots klinkt te luide stem van Rowtag. 'Amira en Fawn, jullie gaan eerst op wacht vannacht!' Roept hij al zoekende naar de 2 merries. 'Daarna gaan Cerulean en ik op wacht.' Vervolgd Rowtag. Cerculean, die aandachtig naar de mededeling heeft staan luisteren, zoekt een ruime plek in de kudde. Langzaam laat de donkerbruine, jonge hengst zich zakken en komt met een zachte plof in het gras. Vlak nadat Cerulean is gaan liggen volgen de andere paarden ook, Akecheta gaat liggen in de kudde. Ik ga naast haar warme lichaam liggen en val al snel in een diepe, droomloze slaap.
Amira en de oude, zwart-wit gevlekte Fawn houden de wacht, en zien hoe de vuren gedoofd worden. Het geroezemoes van de stemmen sterft weg wanneer de bewoners van kamp White Bison in hun tenten verdwijnen. Nu de indianen slapen, net zoals de rest van de kudde, zijn alleen dierlijke geluiden te horen afkomstig van de bossen om de Rocky Mountains heen. Vleermuizen scheren over de kudde heen, en fladderen al zoekend naar motvlinders en vliegjes door de lucht. Uilen krassen naar elkaar, hun spookachtige geroep is galmt ver over de vlakte, ondanks hun goede nachtzicht kunnen de 2 wachtende merries ze niet zien. Om de kudde heen is het aardedonker, zelfs de paarden aan de rand van de kudde kunnen de merries niet zien. Het is dan ook altijd veel gevaarlijker zonder het velle maanlicht boven hun hoofden.
Een aantal uren verstrijken zonder enige moeilijkheden. 'Wakker worden Rowtag.' Zegt Fawn terwijl ze zachtjes met haar hoef tegen zijn rug aan tikt. Met een slaperig hoofd staat Rowtag op, en maar Cerulean wakker. 'Goedzo Fawn en Amira, gaan jullie maar slapen.' Mompelt Rowtag naar de merries. Dat hoeft hij geen 2x te zeggen, vermoeid zoeken de merries een leeg plekje in de kudde en laten zich in het gras zakken. Uitgeput van de lange wacht vallen de merries in slaap.
Het vrolijke gepiep en gefluit van vogels echot over de vlakte. De lucht kleurt rood-oranje en de sterren verdwijnen langzaam. Het door de dauw vochtige gras vonkelt in het opkomende zonlicht. Warme zonnestralen kriebelen in mijn neus, ik open voorzichtig mijn ogen en zie door mijn wimpers dat alle paarden al klaarwakker zijn. Uit het kamp komt geroep en er staat een groep paarden met groende schilderingen vastgebonden naast een groep tipi's met dezelfde groene schilderingen. 'Wat is dit allemaal?' Vraag ik enig zins geschrokken.

Hoofdstuk 3
Op bizonjacht
'Dat Patamon, is Jagers kudde. Gisternacht was er geen maan, wat betekend dat de volgende morgen de 11 sterkste mannen op bizonjacht gaan met hun paarden.' Antwoord Akecheta. Er staan alleen geen 11, maar 10 paarden op een rijtje tussen de tipi's vastgebonden.
'Maar er mist 1 paard.' Zeg ik nieuwschierig. 'Waarschijnlijk is Cristal geblesseerd, ze heeft de laatste tijd problemen met een oude blessure aan haar knie van de vorige bizonjacht. Een bizon viel haar aan en raakte haar knie van in van d'r voorbenen, het wilde niet herstellen dus staat ze sindsdien op rust bij medicijnman Ilanipi's tipi.' Antwoord Akecheta al kijkend naar de net zichtbare tipi van de medicijnman. Inderdaad staat voor de met rood beschilderde, grote tipi een prachtige, witte merrie vastgebonden aan een paaltje. De wind speelt met haar nog korte, zijdeachtige -bijna doorzichtige- manen en staart waardoor sommige haren goudachtig oplichten in het nog waterige lente ochtendzonnetje. Haar vacht glanst gezond en met haar slanke benen ziet ze eruit als een paard met veel conditie. De dikke rechter knie van haar voorbenen is het enige wat er enig zins onnatuurlijk uitziet. Er loopt een flinke snee van de binnenkant- naar de voorkant van haar knie, om de wond heen zit een opgedroogde korst en de rest van de knie is pijnlijk opgezwollen.
Vurig hoopt Cristal dat de medicijnman deze keer vergeten is naar haar om te kijken, want ze had de laatste paar dagen zo'n hekel aan die man gekregen. Ze mocht zelfs niet meer bij Jagers kudde in omdat ze zich niet liet vangen als Ilanipi haar knie kwam behandelen! Nu stond ze dag in dag uit in de kleine kraal vlak achter Ilanipi's tipi, soms ook aan het paaltje, zoals nu dus.
Zelf had ze het schandalig gevonden dat ze nu alleen stond, zeker als de Ilanipi kudde voorbij kwam lopen, in het begin kwam de kudde langs om te praten, maar aangezien Cristal geen zin in een gesprek had negeerden ze haar nu.
Helaas, daar is Ilanipi al, in een vlot tempo komen hij en zijn zwarte hengst Exodus aan draven richting Cristal. Lenig zwaait de medicijnman zijn been over Exodus en komt met een zachte plof weer op de grond. Handig haalt hij simpele, hertenleren hoofdstel over de oren van de hengst en hangt deze over zijn schouder. Met een simpel klopje op de achterhand van de ongeduldige hengst laat de medicijnman weten dat Exodus terug naar zijn kudde mag. Hij vertrekt in een snelle galop naar zijn kudde, waar hij vriendelijk begroet word door zijn merries.
Ilanipi went zijn blik an van de kudde, bergt het hoofdstel op in zijn tipi en keert zich tot Cristal. Zoals gewoonlijk ontsmet hij de wond en laat het even drogen. Cristal ziet hoe hij zijn vers gehaalde water uit de Belly River vanuit zijn flacon van bizonleer in een houten kom schenkt en er een dunne lap stof in doopt. Behendig bind hij de koude, natte stof om de knie van Cristal. Voor ze het weet loopt Ilanipi alweer zijn tipi in, nagekeken door een boze blik van Cristal.
Patamon merkt dat de bizonjagers bijna klaar zijn voor vertrek, de paarden worden onrustig en intussen hebben alle vrouwlijke- en kinderindianen zich bij de hoofdweg van het kamp verzameld. Het valt me nu pas op dat de donkerbruine hengst Cerulean ook tussen Jagers kudde staat, vast als invalpaard voor de gewonde Cristal. Rowtag en Cerulean staan naast elkaar, dat zullen dan vast de paarden van Huritt en zijn zoon Tarann zijn. Er staat ook nog een valk tussen, van mijn moeder heb ik begrepen dat ze Saffier heet, uit de Huritt kudde komt en ook mee op jacht gaat. Blijkbaar had ik het goed, want na een paar minuten komen het opperhoofd, zijn vrouw Terrah en zijn zoon aanlopen richting Rowtag en Cerulean. Zowel Huritt als de andere jonge mannen stappen op hun paarden. Hun vrouwen nemen afscheid, geven de jagers hun laatste benodigdheden mee en zwaaien de jagers uit. In een snelle draf verdwijnt Jagers kudde uit het zicht, richting de Belly River.
'Zoals altijd als Rowtag weg is, neem ik het hier over. Morgen zijn de jagers hopelijk weer terug, vanaf dan is Rowtag weer de leidende hier.' Meld Akecheta.
'We zullen door het water heen moeten Huritt.' Kondigt Mundo, 1 van de jagers aan. 'Prima, deze eerste rivier is niet heel diep, bij dat modderige punt moeten we het water in.' Antwoord Huritt, al wijzend naar het modderige punt een paar meter verderop. Huritt kijkt nog 1x op naar kamp White Bison, nog net komen de rookwolken over de hoge dennenbomen vandaan. Dan spoort hij Rowtag aan, en rijdt voorzichtig in het koude, kristalheldere water. Rowtag moet moeite doen om zijn hoofd boven water te houden, het is immers al een tijd geleden dat hij gezwommen heeft. Als hij zo even naast zich kijkt ziet hij dat ook de andere jachtpaarden er moeite mee hebben, gelukkig is de stroming niet heel sterk zo in de lente. Even later staan alle paarden druipend van het rivierwater veilig weer aan de overkant. Met Rowtag voorop draaft Jagers kudde vlot tussen de dennenbomen door. Het vrolijke gezang van de vroege vogels komt net boven het geluid van de dravende paarden uit, kleine zandwolkjes stuiven omhoog als de hoeven van de paarden de grond raken.
Een zwak, maar warm lentezonnetje breekt door, en schijnt net door het nog groeiende, maar knalgroene bladerdek. De frisse, maar heerlijk geurende boslucht dringt door tot de jagers en hun paarden. Het jachtseizoen is begonnen!
Dennenbomen verdwijnen, hier is de bosrand. In de verte is het kalmerende geluid van een stromende rivier te horen. 'Laten we onze paarden even rust geven en ze laten stappen voor een tijdje.' Stelt Seluno, de ruiter op Simba voor. 'Goed plan, dan draven we verder als we de rivier over zijn.' Antwoord Huritt. De snelstromende Belly River komt al snel in zicht, rustig stapt Rowtag voorop verder. Eenmaal bij de rivier drinken de paarden van het koude, kristalheldere water. Dit water is echter iets troebeler, aangezien de rivier veel groter is. 'Nadat de paarden gedronken hebben volgen we de Belly River tot de eerste splitsing, dat punt bereiken we ongeveer aan het eind van de middag. Bij de splitsing zit ook een verdunning bij de rivier, daar kunnen we oversteken.' Deelt Huritt met alle jagers. 'We moeten absoluut niet in het jachtgebied van de Fleatheads komen, de Fleathead valley en haar jachtgebied is voor ons vijandelijk gebied.' Voegt Huritt eraan toe..

Reactie plaatsen
Reacties
Beste..
wil je nog meer van zoon verhalen maken??
groeten sara
wojoow ik vind het echt super spannend! ik ben benieuwd naar deel 3 ;)